Nine-eleven

16 september 2018 - Santiago, Chili

Er was geen wolkje aan de lucht die ochtend. Niemand had kunnen bedenken dat die middag het leven van miljoenen personen in een oogwenk zou veranderen. Laat me raden: je denkt nu aan de aanslagen op het World Trade Center in 2001. De titel van deze blog in combinatie met de eerste zinnen sturen je gedachten meteen die kant op. Dat is ook niet zo gek, gezien de enorme hoeveelheid documentaires, films, facebook-statussen en nieuwsitems die elk jaar op 9/11 de ether ingestuurd worden. Toch waren Al-Qaida, de Twin Towers of vliegtuigen niet de eerste dingen die in me opkwamen toen ik die ochtend naar de universiteit liep. Hoe langer ik hier ben, hoe meer ik me besef hoe Westers-gefocust we eigenlijk zijn. Lopend door het centrum van Santiago vroeg ik me af hoe het geweest moet zijn, 45 jaar geleden, toen het leger met grof geweld het presidentiële paleis La Moneda innam en de democratisch gekozen president, en daarmee de democratie, om zeep hielp. Pinochet is nog steeds een enorm controversieel onderwerp hier in Chili. De rijken zijn over het algemeen blank, ontwikkeld en voor Pinochet, de armen zijn inheems, gemarginaliseerd en tegen Pinochet. Jongeren die de dictatuur niet hebben meegemaakt zien Pinochet als de personificatie van het Kwaad, ouderen wijzen op de economische ontwikkeling die onder de dictatuur tot stand kwam. 

Nog steeds nadenkend over deze tweedeling loop ik het metrostation in Dorsal uit, een van de armste wijken van de stad, op weg naar de universiteit aan de andere kant van Santiago. Bij de bushalte haal ik m'n telefoon uit mijn zak: even Spotify een liedje doortikken. Plotseling is 'ie daar, de hand die mijn telefoon uit m'n handen rukt, de jonge man die ermee wegrent. Mijn eerste gedachte is: het zal toch niet waar zijn? Mijn eerste actie is de kl**tzak scheldend achterna rennen. Nadat ik alle bij mij bekende Nederlandse, Spaanse en Engelse scheldwoorden op straat heb gespuwd, keer ik huilend terug naar de bushalte. De omstanders kijken me een beetje schaapachtig aan, waarschijnlijk niet goed wetend wat ze met dat lange, buitenlands uitziende huilende meisje aanmoeten. Uiteindelijk komt er een vrouw naar me toe die me een pakje zakdoekjes geeft, zegt dat ik rustig moet blijven en me haar telefoon geeft zodat ik een mail kan sturen naar een vriend van me die op me wacht op de uni. Een andere vrouw geeft me een veel te grote, roze kauwgomlollie.

Strijdbaar keer ik die middag terug naar huis. Ik koop gewoon een nieuwe telefoon, ik laat me niet gek maken door zo'n kleine tegenslag. Vlug log ik overal uit op de accounts die op m'n telefoon openstaan. Nog steeds strijdbaar ga ik die avond slapen.

Maar de volgende ochtend zit ik huilend op m'n bed. Ik heb verschrikkelijk geslapen, steeds weer dromend over het moment dat die telefoon uit m'n handen gerukt werd, waarna ik wakker werd om in gedachten alle mogelijke Krav Maga-technieken op de dief toe te passen. Mijn Chileense gastvrouw maakt het niet veel beter door bij het ontbijt te zeggen dat een van mijn Chileense vrienden hier mij gebruikt zou kunnen hebben om informatie over mij door te spelen aan de dief. Kan ik dan helemaal niemand vertrouwen? Is mijn intuïtie dan compleet verkeerd? Ben ik te naïef? Moet ik me minder open opstellen naar de mensen die ik ontmoet? Moet ik mijn persoonlijkheid veranderen, minder open en spontaan zijn, om veilig te blijven?

"NEE!" is het eerste wat mijn Duitse vriendin me stuurt als ik haar deze vragen stel. "Denk aan al die dagen dat je hier was dat er niks gebeurde. Denk aan al die geweldige, vriendelijke, gastvrije mensen die je hier ontmoet hebt. Dit kan gebeuren in elk land, op elke plek, elke tijd, zelfs in het dorpje waar je ouders wonen. Over het algemeen gebeurt er helemaal niks, maar er is maar één idioot nodig om dat te veranderen. Als je daaraan gaat denken, kun je maar beter je huis helemaal niet meer uitkomen."

Enigszins gerustgesteld, maar enorm op m'n hoede reis ik de de dagen na 11 september telefoonloos door de stad. Ik voel me ineens heel onveilig overal waar ik ben, zelfs thuis, alsof er elk moment iemand voor de deur kan staan met een bompakket ofzo. Maar stukje bij beetje verandert dat. De dochter van m'n gastvrouw die me verzekert dat haar moeder af en toe een beetje paranoïde is, de aardige politieagent die me meermaals bezweert dat mijn achternaam helemaaaaaaaal niet moeilijk is om te spellen, de vrouw in een kleine empanada-winkel die me hartelijk welkom heet in haar land, de Chileense vriend die een arm om me heen slaat en zegt zich plaatsvervangend te schamen voor zijn landgenoot die mijn telefoon stal, mijn professor die aanbiedt me tijdelijk zijn oude telefoon uit te lenen.

"Weet je zeker dat je in je eentje naar de metro wilt lopen?'" vraagt mijn Duitse vriendin me. We hebben een dagje geshopt in de buurt van haar huis en heel veel leuke kleren gekocht voor de komende nationale feestdagen, we hebben door de buurt gelopen, street-art gekocht, foto's gemaakt, gelachen, kebab gegeten en gepraat met mannen die op straat stonden de barbecueën. Het voelt heerlijk om tijd door te brengen met een goede vriendin met wie ik in zo'n korte tijd een hele goede band heb gekregen. Maar nu is het donker. Het voelt verleidelijk veilig om samen met iemand naar de metro te lopen, maar dan moet zij straks in haar eentje naar huis terwijl het nog veel later is. "Nee joh, blijf jij maar lekker hier," antwoord ik.

Eenmaal op straat heb ik de neiging om mijn sjaal over mijn hoofd te trekken, zodat mijn "blonde" haar wat minder zichtbaar is. Er loopt een man achter me die de hele tijd in zichzelf loopt de mompelen. Ik versnel mijn pas. Hij haalt me in. Help... Maar dan zie ik waar hij naartoe op weg is: in de vensterbank van een restaurant staat een bord met etensresten. "Oooohh dit is lekker!" roept de man uit. Hij pakt het bord op en steekt al etend de straat over, toeterende taxi's ontwijkend, waarbij hij ondertussen een vork laat vallen, hem vloekend weer oppakt en een andere straat in verdwijnt. Lachend kijken de andere voetgangers hem na.

De oranje straatlantaarns weerspiegelen op het snelstromende water van de rivier de Mapoche. In het park zitten een paar straatmuzikanten samen te lachen en gitaar te spelen. Een vrouw op een kleedje  vraagt of ik zin heb in "sweet brownies," waarmee ze sowieso "weed brownies" bedoelt. Ik vertel haar dat we die in Amsterdam wel genoeg hebben, dat ik ze daar legaal kan krijgen en dus geen behoefte heb aan haar "sweet brownies." Deze stad leeft, en het is een andere manier van leven dan ik gewend ben, maar het vult me met energie. Zelfverzekerd gooi ik mijn haar los. Met de wind in m'n haar loop ik het metrostation in, de besneeuwde toppen van de Andes achter me latend.


"Loving can hurt, loving can hurt sometimes
But it's the only thing that I know
When it gets hard, you know it can get hard sometimes
It is the only thing that makes us feel alive"

(Ed Sheeran, Photograph)

Glimlachend val ik die avond in slaap, zachtjes meezingend met Ed Sheeran. De wereld is niet perfect, maar ze is op haar eigen manier zo verschrikkelijk mooi. Ik wil erin leven, haar ervaren, er met m'n neus bovenop staan, haar liefhebben. Want het leven gebeurt niet hier in mijn slaapkamer waar ik mijn blogs schrijf, maar daarbuiten, bij bushaltes waar je telefoon gestolen wordt, op straatbarbecues, onder besneeuwde bergtoppen.
 

3 Reacties

  1. Nicky B:
    16 september 2018
    Prachtig geschreven, Machteld! En wat kun je je dan ineens kwetsbaar voelen hè. Super dat je het hebt weten te relativeren en er je schouders onder zet. Trots op je! Genietse en 😘 van ons
  2. Channa:
    16 september 2018
    Klinkt echt prachtig, door je stijl kan ik me helemaal inleven :) Je bent sterk mams <3
  3. Emmeloes:
    16 september 2018
    Stoere Machteld! Hou je taai! Liefs